Hoofdstuk 4


De dame met de hoofddoek






De baas had Meck en Buf opgedragen hun auto bij de molen te Nersdonck achter te laten. Ze hadden al eerder ondervonden dat je het best zijn bevelen blindelings op kon volgen. Dus legden ze zich er bij neer, al waren ze liever met de wagen tot vlak bij Mimosa gereden.
Ze namen de kortste weg, door het veld, naar het prieeltje en daalden in de onderaardse gang af. In de kelder wilde Meck het licht aansteken. Het lukte niet. Hij probeerde het nog een keer.
'Defect!' mompelde hij, verwonderd. Want toen ze de koster in de kelder hadden gebracht, brandde het licht nog wel..
Door de lage deuropening viel slechts een zwak schijnsel uit de gang naar binnen. Ze gingen naar de donkere hoek waar ze de koster hadden neergelegd.
Meck knipte zijn zaklamp aan. Ze stonden een ogenblik vreemd te kijken omdat de kelder leeg was. Ze kwamen echter meteen in actie toen de metalen deur met een harde slag werd dichtgesmakt.
Ze sprongen naar de deur, maar Nort draaide het slot aan de andere kant om met de sleutel die er in was blijven zitten. Buf barstte in verwensingen uit.
Nort stond bij de metalen deur te luisteren en grinnikte om het getier van Buf. Nort had het licht in de schuilkelder onklaar gemaakt en zich in een nis in de gang verstopt, om de boeven te vangen in de val die ze voor hem hadden opgesteld. Maar de lach verdween van zijn gezicht toen er na een luid gestommel plotseling een stilte viel.
Dat kwam Nort verdacht voor. Hij liep vlug door de onderaardse gang naar de stalen ladder en gluurde voorzichtig in de schacht omhoog. Het deksel stond open, zoals Meck en Buf het achtergelaten hadden. Nort stapte de ladder op en werkte zich behoedzaam naar boven.
Als een duveltje uit een doosje schoot het bovenlichaam van Nort uit de koker en dook onmiddellijk weer weg. Meck en Buf, die ieder aan een kant van de koker klaarstonden, grepen toe, een onderdeel van een seconde te laat, over de wegduikende Nort heen. Ze botsten met hun hoofden tegen elkaar dat het klonk als een klok. Buf greep zijn revolver:
'Kom eruit!' gebood hij. 'Je kunt toch niet wegkomen!'
Ze wachtten even.
'We geven je nog een kans,' echode de stem van Meck in de schacht.
Toen ze daarop nog geen antwoord kregen lieten ze het deksel dichtvallen. Meck sloot het met een lip die over een oog paste en verzekerde de sluiting met een pin.
In de onderaardse gang maakte Nort zo zacht mogelijk de metalen deur weer open en ging de schuilkelder in.
Het was zijn bedoeling geweest Meck en Buf in de kelder op te sluiten tot Talboom en Dirk kwamen. Nort had erop gespeculeerd dat de tweede uitweg ergens in de onderaardse gang uitkwam. Dat was een misrekening. Zoiets kan de beste overkomen.
En toch was Nort er niet helemaal door verrast. Terwijl hij het plan maakte, had hij het gevoel gekregen dat het wel eens mis kon lopen. Waarom had hij dan toch doorgezet? Voor een deel omdat er in hem een gokker zat, die de verleiding vaak niet kon weerstaan een roekeloze zet te wagen. Dan werd het een spel dat zijn werk kruidde en dat, vreemd genoeg, meestal een gunstig resultaat opleverde, omdat zijn tegenstanders dergelijke fantasietjes niet verwachtten... Meestal, want bij een gok heb je altijd een beetje geluk nodig...
Nort onderzocht met zijn lamp het luik en de wand eronder. Hij was er bijna zeker van dat daar de geheime uitgang moest zijn die zijn tegenstanders gebruikt hadden. Maar waar precies...?
Intussen hielden Meck en Buf krijgsraad in de bergplaats. Meck vond het te riskant het luik open te maken om Nort te verrassen. Die onderneming zou wel eens in hun nadeel kunnen uitvallen. Ze moesten een middel vinden om hem uit zijn mollegat te verjagen.
Dat alles overdacht Meck hardop, terwijl Buf als een beer stond te grommen. Bij hun samenwerking nam Meck merendeels het hersenwerk voor zijn rekening en zorgde Buf voor het handwerk.
Meck kreeg een inval. Zijn ogen begonnen boosaardig te gloeien.
'We gaan het luchtkanaal van de schuilkelder gebruiken om Nort uit te roken,' zei hij.
Ze sloten het potkacheltje met een stuk kachelpijp aan op het luchtgat, vulden het met papier, bladeren, lompen en staken er de brand in. De twee mannen weken achteruit voor de dikke rook die uit het gebarsten kacheltje en de kapotte kachelpijp ontsnapte.
'Blijf jij hier,' beval Meck. 'Ik zal onze vriend in het prieel opvangen als hij uit de schacht vlucht.'
Meck maakte het deksel weer los en hield zich klaar. Traag verliepen enkele minuten in gespannen afwachten, tot eensklaps een donderende ontploffing de stilte verscheurde.
In de bergplaats vloog het kacheltje naar voren en stortte het dak gedeeltelijk in. Terzelfder tijd klapte in het prieel het deksel van de koker open door de luchtdruk in de onderaardse gang. Het gammele prieeltje stortte in. Het neervallend houtwerk sloeg het deksel weer dicht en kwam op Meck terecht. Buf kwam hoestend uit de bergplaats. Hij zag eruit als een schoorsteenveger met gescheurde kleren. Toen hij het vernielde prieel in het oog kreeg liep hij er heen en hielp zijn vloekende maat uit de rommel. Het gerucht van naderende auto's deed ze bliksemsnel in het struikgewas achter het prieel wegduiken.
'Politie!' siste Meck, die door de takken de auto's op de weg zag stoppen.
Ze vluchtten gebukt achter de struiken weg, in de richting van de molen.

Nog voor de politiewagen geheel stilstond was Dirk eruit gesprongen. Hij holde naar het vernielde prieel. Commissaris Talboom volgde met een agent. Ze maakten de schachtingang vrij. Maar toen ze het deksel opengooiden werden ze teruggedreven door verstikkende rook.
'Lieve hemel!' riep Talboom uit.
Dirk keerde zich ontdaan naar zijn vader:
'Als Nort daarin zit...!'
Hij bleef midden in zijn zin steken en gaapte over de schouder van Talboom naar de bergplaats. Het leek wel of er een geest met een varkenssnuit uit de walm opdook.
'Nort!' riep Dirk, die zijn ogen niet kon geloven.
Nort droeg een gasmasker. Hij zat onder het stof en het vuil, maar hij had zelfs geen schrammetje opgelopen bij de ontploffing, die ze op een afstand hadden gehoord.
Hij maakte het gasmasker los en ademde diep.
'Hier is de lucht beter,' zei hij.
'Wat is er voor de duivel gebeurd?!' vroeg Talboom.
'Ik had me in de schuilkelder verschanst om tijd te winnen tot jullie kwamen. Meck en Buf wilden me uitroken. Gelukkig waren er gasmaskers in de gereedschapskist. Toen ik er een uitnam zag ik het dynamiet... Ik heb een patroon in het luchtkanaal gegooid dat ze als rookpijp gebruikten.'
'Hoe bent u uit de schuilkelder gekomen?' wilde Dirk weten.
'Via de trap.'
Nort ging hen voor in de bergplaats, waar de rook langzaam wegtrok. Hij toonde de geheime uitgang:
'Je kunt de trap niet zien omdat hij in de wand weggeklapt zit. De luchtverplaatsing heeft het mechanisme in werking gesteld en het luik weggeslagen.'
Ze gingen weer naar buiten.
'Hebben jullie Meck en Buf te pakken gekregen?' vroeg Nort.
'We hebben niemand gezien,' antwoordde Talboom.
'Geen auto?'
'Niets.'
'Dan moeten ze hem ergens verborgen hebben.'
Nort maakte vlug een werkplan. Verderop was een splitsing. Nort zou met Dirk de ene weg nemen, Talboom met de agent de andere volgen. Op de weg naar Vellem zouden ze elkaar dan treffen. Zo konden ze Meck en Buf misschien insluiten.
De twee wagens reden elk in de aangegeven richting, zo hard als de slechte veldwegen het toelieten. En daarvoor was het lelijke eendje van Nort beter geschikt dan de veel sterkere politiewagen. Het huppelde over de kuilen en karresporen.
Vlak voor het kruispunt van de weg naar Vellem stopte Nort. Dirk stapte uit om de situatie op te nemen en kwam als de bliksem terug.
'Er komt een auto hard aanrijden!' riep hij.
'De politiewagen?'
'Nee.'
Nort schakelde in en versperde het kruispunt door er zijn auto dwars over te zetten. De snel naderende wagen stopte met gierende remmen. Nort en Dirk keken verbaasd naar de prachtige witte Mustang die ze de weg versperd hadden. Er zat een vrouw van ongeveer dertig jaar aan het stuur. Het was moeilijk haar leeftijd precies te schatten. Ze droeg een zonnebril en een hoofddoek die ze op oosterse wijze gedeeltelijk voor haar gezicht had geslagen. Daardoor kon je alleen het donkere haar zien, voor zover het onbedekt was, en de krachtige kin die uitdagend uit de wat opgewaaide doek naar voren stak.
De dame wachtte even en vroeg toen kalm:
'Zoudt u zo goed willen zijn de weg vrij te maken?'
'Met genoegen, mevrouw!'
Nort deed hoffelijk, maar treuzelde met opzet om de dame en de auto aandachtig te kunnen bekijken.
'Neemt u me niet kwalijk,' ze hij. 'Het is mijn schuld. Ik zag u niet aankomen. Op zo'n verlaten weg verwacht men niet...'
De dame met de hoofddoek had blijkbaar geen zin om de uitvoerige verontschuldigingen van Nort verder aan te horen. Ze reed met een ruk achteruit en zwenkte behendig om de achterkant van Norts wagentje heen. Daarna gaf ze vol gas. De krachtige wagen met zijn automatische versnelling trok in verbazend korte tijd op en stoof weg in de richting van Vellem.
Dirk wilde al in de auto springen, maar Nort gaf te kennen dat het niet nodig was. Met zo'n eend kun je wel een slechte weg aan, maar een volbloed Mustang gaat ver boven zijn bescheiden krachten.
Van een afstand werd er op een politiefluitje geblazen. Het was Talboom die bij de politiewagen, een eindje verder op de weg, met de arm zwaaide. Ze reden er dadelijk heen. Naast de weg lag de auto van Meck en Buf in de greppel. Ze waren ermee tegen een boom gereden.
'Een witte open sportwagen, die er bij stond, ging er vandoor toen wij de hoofdweg opdraaiden,' verklaarde Talboom.
'Er zat een dame met een hoofddoek in,' zei Nort.
'Juist.'
'Die is ons net voorbijgereden.'
Wat er precies met de auto van Meck en Buf gebeurd was en welke rol de dame met de hoofddoek daarin had gespeeld, viel voorlopig moeilijk uit te maken. Hoogstwaarschijnlijk waren Meck en Buf na het ongeval het veld in gevlucht. Het kwam er in de eerste plaats op aan hen te pakken te krijgen.
Talboom reed met de agent weg om de omgeving af te zoeken, terwijl Nort en Dirk bij de auto de wacht hielden.
'We kunnen alvast het wrak doorzoeken,' stelde Nort voor.
'Jawel, mijnheer Nort,'
'Laat dat 'mijnheer' nu maar, Dirk. Ik heet Axel of Nort, zoals je verkiest.'
Dirk glimlachte dankbaar. Hij vond het fantastisch op vriendschappelijke voet met een man als Nort om te gaan: een kerel uit ��n stuk, die zich helemaal niet op zijn kennis liet voorstaan en het liefst onopvallend zijn eigen gangetje ging.

Bij het doorkruisen van de naaste omgeving volgden Talboom en de agent een betonweg. Hij liep door een vrij vlak land, omzoomd door knotwilgen en struiken. Toen ze een bocht omgingen zagen ze een man aan de kant van de weg liggen.
'Dat is een van onze klanten,' zei de commissaris. 'Zijn kleren zijn vuil en gescheurd door de ontploffing.'
'Misschien is hij gewond,' opperde de agent.
'Best mogelijk.'
Het leek Talboom niet onwaarschijnlijk dat de man door zijn maat lafhartig was achtergelaten, omdat hij de vlucht te zeer bemoeilijkte. Met de revolver in de hand gingen ze erheen. De commissaris duwde de man met zijn voet om, het gezicht naar boven.
'Armand Buffet, of Buf voor zijn vriendjes,' stelde Talboom vast. Hij herkende hem van de foto op het uittreksel van het strafregister. Oppervlakkig gezien konden ze geen wonden ontdekken. De agent bukte zich om hem te onderzoeken. Op dat ogenblik kwam de schijnbaar bewusteloze Buf in actie. Hij greep de agent bij de hand waarin deze zijn revolver hield. Hij ontfutselde hem het wapen, terwijl hij de totaal verraste agent over zich heengooide. Voor Talboom iets kon ondernemen kreeg hij een loop in z'n rug geduwd.
'Handen omhoog, commissaris Talboom!' sommeerde Meck, die ongemerkt was genaderd.
Ze ontwapenden Talboom. De twee dienaren der wet kregen het bevel hun jasjes uit te trekken en ze met de uniformpetten achter zich op de grond te werpen. Daarna moesten ze met de armen omhoog aan de kant van de weg gaan staan, met de rug naar de boeven.
Meck en Buf schoten vlug de jasjes aan en zetten de petten op. Buf nam plaats achter het stuur van de politiewagen, terwijl zijn maat de agenten in bedwang hield. Meck stapte pas in toen de wagen vaart had.

Intussen onderzochten Nort en Dirk de verongelukte auto van Meck en Buf. Ze hadden er een paar koffers uitgehaald. Terwijl Dirk ze nakeek, v ond Nort onder de achterbank een grote elektrische lantaarn. Hij schroefde de lamp los. Er zat slechts ��n element in, dat een ongewone vorm had. Dirk herkende het voorwerp. Het was een gloei-element van hetzelfde type als er in het straalkacheltje van Nora zaten. Nort trok er een soort dop af. Het element was hol van binnen. Dirk keek Nort onderzoekend aan. Hij kreeg het opwindend gevoel dat ze onverwacht een stap dichter bij de oplossing van het raadsel van het straalkacheltje waren gekomen.
'Meck en Buf hebben dit element uit het kacheltje gehaald,' zei hij. 'Toen ze het kacheltje daarna aan Nora terug lieten brengen was het element vervangen...'
Nort knikte en wachtte op de verdere uiteenzetting.
'Dat was ook de reden waarom ze er zo op gebrand waren het kacheltje in hun bezit te krijgen,' vervolgde Dirk. 'Er zat iets in het holle element verborgen... Maar wat?'
Daar kon of wilde Nort zich blijkbaar niet over uitlaten. Hij keek peinzend naar de auto.
'Zou het ergens in de wagen kunnen zitten?' vroeg Dirk zich af.
'Dat is niet uitgesloten.'
Op dat moment kwamen Talboom en de agent aangelopen, in hemdsmouwen en zonder petten. De commissaris keek somber vertelde op effen toon wat er was voorgevallen.
'Ze zijn er vandoor met de politiewagen en onze uniformen,' zei Talboom met een woeste blik. Hij verloor even zijn zelfbeheersing en verwenste ze met een krachtig: 'Die vervloekte schelmen!'
Ondanks alles genoot Dirk van de situatie. Hij kon de verleiding niet weerstaan de opmerking die Talboom na het stomme voorval in het postkantoor had gemaakt, terug te kaatsen:
'Het risico van het vak, vader.'
Talboom keek zijn zoon vernietigend aan:
'Met jou heb ik nog een appeltje te schillen, jongeheer Talboom,' zei hij. 'Jij hoorde nu op het bureau dossiers door te kijken.'
Dirk was erg in zijn wiek geschoten door zo'n unfair gebruik van het vaderlijk gezag. Talboom kon het niet verkroppen dat Meck en Buf hem bij de neus hadden genomen en reageerde nu zijn woede af op zijn zoon.
Nort maakte een einde aan het geschil door Talboom het gloei- element te tonen dat hij in de elektrische lantaarn gevonden had.
'De auto van Meck en Buf moet grondig doorzocht worden,' verklaarde hij. 'Dat kan het best gebeuren in de garage te Vellem.'
'En dan zal ik meteen de diefstal van de politiewagen doorgeven,' zei Talboom met een bedrukt gezicht.
Hij zag het al in de kranten staan: 'Commissaris en agent beroofd van uniform en politiewagen...' De journalisten zouden erop afkomen als vliegen op de stroop! Ze zouden er wel voor zorgen dat hij een figuur als modder sloeg...
Maar Nort onderbrak zij sombere visioenen:
'Dat is niet nodig,' zei hij met een raadselachtig glimlachje. 'Ik stel voor over de diefstal te zwijgen... Daar zul jij wel geen bezwaar tegen hebben, Herman,' voegde hij er ironisch aan toe.
'Nee...' antwoordde Talboom wat verbaasd.
'Goed. Laat mij nu mijn gang maar gaan.'
De commissaris wist niet waar Nort op aanstuurde en begreep evenmin hoe hij die vervloekte geschiedenis wilde oplossen. Maar zoals de zaken nu stonden ging Talboom graag op het voorstel in.
De beschadigde auto van Meck en Buf werd door een takelwagen naar Vellem gesleept. Toen ze onderweg over de belevenissen van Nort en Dirk in Mimosa napraatten, kwam er een verrassende bijzonderheid aan het licht.
Het bleek dat commissaris Talboom al op weg was naar Vellem toen de oproep van zijn zoon het politiebureau bereikte.
'Hoe kon je weten dat wij je in Vellem nodig hadden?' riep Dirk uit.
Talboom vertelde dat het verzoek om bijstand van een dame was gekomen, die haar naam niet kenbaar had gemaakt. Met een donkere, geheimzinnige stem had ze de agent van dienst meegedeeld:
'Zeg commissaris Talboom dat Axel Nort in het landhuis Mimosa te Vellem is. Hij heeft dringend hulp nodig.'
Wat Talboom vertelde was opzienbarend, maar het bracht niet bijster veel licht in de zaak. Een vrouw die onbekend wilde blijven en die wist dat Nort in Mimosa was, moest op de een of andere wijze met de bende te maken hebben. Maar waarom had ze dan de politie gewaarschuwd?
Het was geen gewoonte van Nort te piekeren over duistere punten. Je lost ze er toch niet mee op. Als je geduldig en waakzaam bent, werkt de tijd verhelderend. Hij besteedde de rest van de middag aan een grondig onderzoek van de auto van Meck en Buf en aan een uitgebreide speurtocht in de buurt van Mimosa.




Terug naar de inhoudsopgave

Vorige (3e) / Volgende (5e) hoofdstuk